Adri laat zijn vrouw Gezicht Op Het IJ zien, het schilderij waar hij de laatste week aan heeft gewerkt.
‘Niet je beste,’ zegt Riny. Aangedaan – zijn kwaliteiten worden ernstig onderschat- ligt hij in bed. Voor dag en dauw wordt hij wakker, en ligt te piekeren. Waarom zou hij Riny naar haar oordeel vragen? Die meent maar dat ze alles tegen hem kan zeggen. Zijn doeken gaat hij voor meer mensen exposeren, dan hoort hij ook eens wat een ander ervan vindt.
Voor zijn mooiste werken maakt hij een muur vrij van zijn tuinhuis-atelier. Welke zal hij ophangen? Voor de veiligheid kiest hij de doeken uit waar Riny ooit iets aardigs over zei.
Als zijn neef een keer bij hen komt eten, laat Adri hem zijn schilderwerken zien.
‘Mooi kleurig,’ zegt zijn neef. ‘Je hebt talent.’ Adri slikt. Dat zou ik ook zeggen als ik goed getafeld had, denkt hij. Wanneer de loodgieter zijn gootsteen komt repareren, troont Adri de man mee naar zijn tuinhuis, en ook zijn buurman mag een keertje naar zijn doeken komen kijken. Bij hun goedkeurend gehum, en ‘zoiets zou ik zelf nooit kunnen,’ denkt Adri: Ze houden me te vriend. Ook hun oog voor vorm en licht trekt hij in twijfel.
Uiteindelijk raadpleegt hij een professional, de schilder die een cursus in het buurthuis begeleidt. Adri laat hem foto’s zien van enkele schilderijen. Bij zijn doek Koeien op een Talud knikt de man goedkeurend. Van zijn Compositie met Eivormige Gedaanten zegt de deskundige:
‘Je hebt lef.’ Adri vermoedde al zoiets, hij krijgt het warm. Bij zijn Gezicht Op Het IJ zegt de kunstenaar: ‘Je zou wat meer techniek kunnen gebruiken. Kom maar jij eens bij mij op cursus.’
Adri verwacht er weinig van. Hij leest over tentoonstellingen die schilders zelf organiseren, met bevriende en verwante kunstenaars. Dat spreekt hem aan. Alleen, waar kan hij zulke mensen vinden? Hij kent er nog niet een van zijn kaliber, en geeft zich toch maar voor een cursus op.
Wekenlang schildert hij in een klasje met zes anderen. Met een van hen voelt hij een zekere verwantschap. Als Adri er zijn medecursist naar vraagt, blijkt ook die geïnteresseerd in exposeren.
‘Dan kan jij me mooi adviseren welke schilderijen wel en welke niet mee mogen doen,’ zegt Adri. Zijn collega schilder voelt er weinig voor dat aan elkaar te vragen.
‘Dan houdt de een zich voor de ander in.’ Het woord ‘eigenbelang’ valt. Zelf laat hij zijn werk altijd door zijn echtgenote keuren. ‘Dat moet jij ook eens doen,’ zegt hij. ‘Die zegt tenminste ongezouten waar het op staat.’