Het is een uitgemaakte zaak. Op tweede kerstdag dineren ze bij Tom, Roels broer. Eind november heeft hij dat al gevraagd. Dezelfde datum ongeveer dat muziekvriend Marcel over de Veluwe vertelde. Met kerst gaan zijn vrouw en hij daar naar een bijzonder leuk hotel. Zowat elk jaar. Een kerstarrangement, niet eens erg duur scheen het. Reuze romantisch ook. Hotels in overvloed, zei Marcel.
Maar Pien voelt er niets voor.
‘Romantisch? Daar ben ik wel eens ingetuind,’ zegt ze. Vroeger. Toen had ze met haar ex ook een arrangement geboekt. Ook op de Veluwe. Het miezerde drie dagen lang. In hun hotelkamer was het kil geweest en grauw. Kale wanden, zeil op de vloer, aparte bedden. Die ze eigenhandig tegen elkaar aan schoven. Haar ex was er somber van geworden. De omgeving daar was uitgestorven. Geen blaadje aan de bomen in het bos en heel vroeg donker. Hun kerstontbijt stelde bar weinig voor. In de binnenstad van Arnhem was er op kerstochtend -tot overmaat van ramp- geen kip op straat.
Toen ze langs een kerk kuierden, sprongen er jongeren tevoorschijn. ‘Zalig kerstfeest!’ Welwillende types die daklozen en zwervers opvingen. En eenzamen. Niet dat die er veel waren. Dus waren Pien en ex maar bij hun doelgroep ingelijfd.
In een met kersttakken opgetuigd zaaltje werden ze onthaald op futloze koffie en kerstkransjes van inferieure kwaliteit. Kort na een praatje met de jongelui was Pien snel opgestapt. Alleen stuitten ze zo’n honderd meter verderop alweer op een Kerst-in. Ook al met fris gewassen jongelui: Zalig kerstfeest. Pien was stug doorgelopen.
Kerst op de Veluwe?
‘Hè jakkes.’ Daar maakt Roel haar niet erg blij mee. ‘Ik ga veel liever naar je broer,’ zegt Pien. Als het maar in huiselijke kring is. En daarna lekker knus in eigen bed.
‘Bij Tom is het best leuk,’ zegt Roel. ‘Mijn zus komt ook. Mijn neven zijn er en mijn nichtjes.’ Die van de nieuwe generatie die hem bij de tijd houdt.
Tweede kerstdag. Roel steekt zich in zijn beste kloffie. Naast hem hijst Pien zich in haar feestjurk. Van vorig jaar.
‘Oeps,’ zegt ze. ‘Roel. Ik krijg hem niet meer dicht.’
Roel kijkt met welgevallen naar Piens jurk. Haar welvingen steken er gunstig uit.
‘Hij staat je prachtig, lief!’ zegt hij uit volle overtuiging.
‘Help eens,’ zegt ze ietwat benauwd. ‘Ik houd mijn buik in. Trek jij mijn rits omhoog.’
Het is een heel gedoe. Maar dankzij Piens instructies lukt het.
‘Goeie genade,’ giechelt ze. ‘En dan moet het kerstdiner nog komen.’
Ook Roels gilet spant krapjes om zijn buik. Het zwarte fluweel van zijn feestbroek zit al even strak.
‘O Roel, we dijen uit,’ roept Pien.
‘Het zal de leeftijd zijn.’
‘Onzin, we snoepen veel te veel. En al die biertjes, wijntjes en een portje voor het slapen gaan. Die werken ook niet mee.’
‘Nou ja.’ Dat is van later zorg.
Eerst gaan ze samen maar eens onbekommerd van het kerstdiner genieten.