Roel kijkt slaperig opzij. Op het tafeltje naast zijn bed staat in rode cijfers op zijn wekker 06:37. Zijn mobiel zwijgt in alle talen. Hij draait zich maar weer om, dommelt wat en stapt om half acht uit zijn bed. Behoedzaam grabbelt hij zijn telefoon mee. In de woonkamer toetst hij het nummer in van Torendael.
‘Hoe is het met mijn moeder, mevrouw Dullaert?’ Een verzorgster zegt:
‘Mevrouw had een heel goede nacht.’
Roel klaart op. Ze is er nog. Niet stiekempjes ertussenuit gepiept. Verkreukeld staat Pien in de deuropening. Rillend trekt ze haar zijden kamerjas met kraanvogelmotief vast om zich heen.
‘Goed nieuws,’ zegt Roel. Zijn bonkend hart bedaart tegen het hare.
Roel belt zijn broer, vertelt het hem.
‘Goed gedaan.’ Het valt mee dat Tom dat zomaar zegt. Zijn grote broer. Vroeger kreeg die zoiets niet uit zijn mond. Erkenning van zijn kleine broertje Roel? Tom peinsde er niet over. Voor dat onderdeurtje zou het zomaar een reden kunnen zijn om naast zijn schoenen te gaan lopen. Alsof zoiets ooit in Roel opkwam.
Roel belt zijn zus.
‘Ik ga wel even langs,’ zegt Loes. ‘Ga jij maar aan je werk.’
Roels middelbare school is dicht. Muziekles in de klas zit er niet in. Hij geeft de lessen nu online vanuit zijn huis.
‘Dan kom ik morgen,’ zegt Roel. Zaterdag, zijn vaste dag. ‘Geef haar een kus van mij.’
Loes sputtert iets met ‘corona.’
Bij zijn lunch leest hij haar whatsapp: Het is met mama dik in orde. Hij belt, Loes zegt:
‘Mama zat als gewoonlijk te dommelen in haar stoel.’ Blij om haar dochter weer te zien. ‘Ze wist niets van een gaasje met pleisters op haar hoofd.’ En ook de avond in het ziekenhuis was in haar nevelen gehuld. Roel? Was ze er met Roel geweest? ‘Dat weet ik niet hoor,’ zei ze volgens Loes. Maar wel vond ze het heerlijk dat Loes er zomaar was.
Om de zinnen te verzetten -en voor de broodnodige beweging- fietsen Roel en Pien eind van de vrijdagmiddag eventjes naar Amstelveen. Het is alweer veel langer licht. Straks, met de zomertijd al helemaal.
‘Als we daar nou eens zouden gaan trouwen, Pien.’ Amstelveen, een heel aardig stadhuis, vlakbij het water. Met restaurantjes in de buurt. Al zijn ze nu uit voorzorg stuk voor stuk gesloten. ‘In de zomer lijkt me de ligging heel romantisch.’
‘Laten we daar ergens ook een feestzaal reserveren,’ zegt Pien. ‘Zoiets moet je ruim van tevoren doen.’ Ook dat maar via internet. ‘Zou zo’n site nu wel bemand zijn? Weet jij hoe dat werkt?’
Ze fietsen langs de Amstel terug. Vlakbij zijn huis, het Amstelpark in zicht, vraagt Pien:
‘Wil je misschien nog eventjes langs Torendael? Voor een praatje met je moeder?’
Maar zo eenvoudig is dat met corona niet.
‘Per dag laten ze bij mama nog maar één bezoeker toe,’ antwoordt Roel. ‘Ik mag pas morgen weer.’