De bruiloftsgasten strijken neer op het gemeentemeubilair nabij het Amstelveens stadhuis. Het kleine clubje lacht, snatert, wind in de haren, achtergrond van groen en water en passanten op de fiets. Het gesprek kaatst heen en weer, zingt rond, vertakt en levert allerlei verhalen op. Wat vroeger voor de crisis doodgewoon was, maar wat nu Roel vertedert en verheugt.
In Piens brievenbus vinden ze een stapel enveloppen: wenskaarten. Met afbeeldingen van bloemen, bruidsparen, huisjes met rokende schoorsteen en ‘Hoera, getrouwd!, Veel geluk!’ en ‘Een spetterend huwelijk!’ in vette letters. Net hebben ze er enkele gezien of Michael belt, uit Canada.
‘Pap, ik heb een link gestuurd om samen wat te zoomen.’ Het is nog een gedoe om het programma aan de praat te krijgen. De microfoon staat uit, die moet eerst aan. En Pien moet ook in beeld, niet Roel alleen. Het vergt aanwijzingen per telefoon, improvisatie en geduld. Ten slotte staat in Nederland Piens laptop vooraan op haar tafel en zit het bruidspaar een eindje ervandaan. In Canada zitten Roels zoon, schoondochter en kleinkinderen op hun tuigleren bank gevieren voor de lens. Ze beginnen.
‘Gefeliciteerd!’ klinkt het, wat ook de kleintjes accentloos kunnen roepen. Voor hun granny’s houden ze tekeningen op: een bruid met sluier in het wit en Roel in een zwart pak, bloemen en ballonnen. Dat aan de Nederlandse kant Pien een felroze jurkje draagt, Roel een goudbruin colbert, dat nemen ze voor lief. Er volgt een conversatie die klinkt als een orkest dat aan het stemmen is. Tot Michael vraagt:
‘Waar wonen jullie nu?’
Roel legt het uit met nadruk op het tijdelijk karakter.
‘Vanwege Covid-19 werkt iedereen nu eenmaal thuis.’
‘Jullie hebben toch geen haast met kiezen? Je wacht gewoon tot er kindertjes komen,’ zegt Alice, mondhoeken omhoog gekruld.
‘We zijn ruimschoots voorzien,’ zegt Roel.
‘In dat geval neem je een kat,’ zegt Michael.
In Piens huiskamer geniet het pasgetrouwde stel wat na, het scherm op zwart, de zon schijnt buiten nog, Michaels opmerking weergalmt in Roels gedachten. Een kat, denkt hij. Zo’n beest sjouw je niet heen en weer. En bovendien raakt die gehecht aan beide baasjes. Wat Roel een goede reden lijkt om in één huis in plaats van twee te wonen. Zoals nu eenmaal bij het huwelijk hoort. Al denkt zijn Pien daar anders over.
Pien heeft hem meer dan eens verteld hoe dol ze is op katten, wat voor hem ook zo’n beetje geldt. Dus waarom niet? Behoedzaam peilt Roel het kersverse echtelijk klimaat.
‘Pientje,’ zegt hij. ‘Wat Michael net zei, een kat nemen, lijkt jou dat eigenlijk wat?’ Hij speurt naar haar gezicht: klonk het terloops genoeg, niet al te sturend?
‘Dat was een grapje, Roel.’
‘Dat kan wel zijn, maar stel, wat zou jij vinden?’
‘Dat je een leuke vent bent.’ Pien zoent hem op zijn mond en wangen. Roel slikt zijn argumenten in, nu beter geen discussie.
Leuk verhaal. Loopt lekker. Huwelijk of niet; het thema van de ambivalentie over één of twee huizen zingt door. Ik geniet van woorden als: snatert, vertakt, tuigleren, een conversatie die klinkt als een orkest dat aan het stemmen is, het kersverse echtelijk klimaat.