Hun trouwen? Pien vindt de zomer vroeg genoeg.
‘Ik loopt heus niet weg.’
‘Daar gaat het me niet om.’ Roel schetst wat Giel vertelde. ‘Ik wil dat je mijn huis erft.’
‘Lief van je.’ In Roels oren klinkt het lauwtjes.
Toen hij verkering kreeg met Anne, veertig jaar terug, woonden ze op kamers. Allebei. In hun eerste gezamenlijke huis hadden ze ook elk een eigen hokje. Het hare gaf ze zonder morren op toen ze kinderen kregen.
Moe van zijn lange wandeling wil Roel niet verder denken. Hij heeft voornamelijk trek. Zijn avondeten bevat veel vezelrijke groenten en een visje. Binnen het toegestane aantal punten, inclusief de saus. Een glaasje droge witte wijn erbij mag ook van zijn dieetcoach Els. Leuk mens trouwens die aardig is en niet te streng, maar toch van wanten weet. Hun toetje eten Pien en hij na het achtuurjournaal. Zoals Els heeft geadviseerd. Tegen de trek in dik makende tussendoortjes later op de avond.
Na de laatste hap vraagt Pien:
‘Heb jij me niet verteld, dat Anne en haar zus een flat hebben geërfd, die van hun vader was? En dat jij die beheert, samen met haar zus, verhuurt misschien? Houd me ten goede.’
‘Dat is zo,’ beaamt Roel. ‘Zelfs is die flat niet eens zo erg ver weg. Op de Van Nijenrodeweg, vlakbij het Amsterdamse Bos. Behoorlijk ruim. Als je bedoelt dat die geschikt is voor ons tweeën, dan heb je groot gelijk.’
Hij is verhuurd. De opbrengst levert zijn schoonzus en hem wat extra maandinkomen op. Niet super veel. Sinds jaar en dag woont er een echtpaar in voor weinig huur. En van de opbrengst gaat heel wat belasting af, omdat de huizenprijzen daar behoorlijk zijn gestegen.
‘Die huurders hebben mazzel,’ zegt Roel. De kans is groot dat die daar nog tientallen jaren blijven wonen. ‘Ik moet er niet aan denken daarop te moeten wachten.’
Pien ook al niet. Dan is ze in de tachtig.
Wat nu?
Nog maar net in bed –Piens hoofd vlak naast het zijne- betreurt Roel dat hij geen extra kamer heeft, weerklinkt in zijn vervliegende gedachten een uitspraak die Pien gisteren deed: ‘compleet in elkaar opgaan’ en dommelt hij in slaap.
De dag erna, twaalf uur. Roels solfège les is bijna om. Hij speelt nog één kort wijsje.
‘Weten jullie welke toon daar vaak op volgt?’ vraagt hij zijn leerlingen. In de borstzak van zijn roestbruine hemd trilt zijn mobiel. Hij draait zijn toehoorders zijn rug en kale kruin toe, kijkt op zijn schermpje. Torendael, mama’s tehuis.
Het huiswerk voor komende keer. Roel zegt zijn klas gedag. Hij rept zich naar een lege ruimte om te bellen.
Mama’s verzorgster zegt:
‘Uw moeder is heel naar gevallen. Op haar hoofd.’
Roel luistert geschrokken.
‘Ze is per ambulance naar de Eerste Hulp gebracht. De VU. Kunt u direct komen?’
‘Natuurlijk,’ antwoordt Roel met kippenvel op zijn armen. Aan een collega vraagt hij:
‘Kan je mijn laatste les voor één keer overnemen?’