Dat dacht Roel al: Pien heeft geen zin in al mijn spullen. Mijn instrumenten, foto’s en mijn luie stoel.
‘En mijn cello dan, mijn muziekboeken en zo?’ vraagt hij. ‘Hoe moet ik dan mijn lessen geven?’
‘Daar vraag je wat,’ zegt Pien die zondagmiddag. ‘Je cello kan wel in mijn kamer staan als ik ben uitgewerkt en als jij klaar bent.’
‘Tja,’ zegt hij. ‘Ach.’
‘Nou ja,’ zegt Pien. ‘Het heeft geen haast, eerst maar in ondertrouw.’
Maar het zit Roel niet lekker. Hij denkt aan zijn besluit: hij zou niet langer aarzelen en dralen. Kom op Roel, zeg het nou, pept hij zichzelf op. En ’s avonds volgt er een gesprek.
Maandag draagt hij zijn mooiste overhemd en een nieuwe broek. Met bretels, zodat de taille niet zo spant. Pien heeft de feestjurk aan die haar met kerst nog knelde, maar nu wat minder trekt, zegt ze. Dankzij online dieettips van hun goeroe Els en oefeningen voor de buis.
’s Middags fietsen ze naar het stadhuis, identiteitsbewijs op zak. De ceremonie is een fluitje van een cent, al wenst de ambtenaar hen – sorry, geen hand- van harte geluk toe.
Binnen de kortste keren staan ze weer buiten in de zon. Terrassen in de buurt zijn nog niet open. Maar Pien weet bij de ingang van het Amsterdamse Bos een tentje waar je aan een luik een cappuccino kopen kunt met iets erbij. Wat coronair gezien het feestelijkste is wat er te doen valt.
Die avond al slapen ze bij Pien. Na het ontbijt de dag erna loopt ze haar werkkamer in.
‘Werk plezierig.’ Roel kust zijn aanstaande bruid.
‘Jij ook, tot straks dan.’ Nog maar eens.
Hij gaat aan het werk. Niet in Piens zithoek, slaapkamer of aan haar leeg geruimde tafel. Indachtig hun gesprek van zondagavond fietst Roel naar huis. Zijn hoofd vervuld van louter trots. Hij is de man die keuzes maakt, barrières slecht, niet star is, niet lichtvaardig, maar flexibel. Pien heeft het zelf gezegd, en dat ze daarom van hem houdt. Ook vindt ze hem grappig en origineel. Hij heeft haar geprezen om haar vasthoudendheid, geduld en haar vertrouwen, haar vrolijkheid en humor. Waarna hun bijna-echtelijk bed hen dringend wenkte. Onderweg denkt Roel er met een brede glimlach aan.
Zijn eigen kamer past hem als een oude jas, hij pakt zijn werkroutine op. Net als elders in de stad is het in Buitenveldert stil, Roel hoort een roodborst, koolmees en een merel fluiten. Rond lunchtijd belt hij Pien. Ze verlangt al naar hem, zegt ze. Hij naar haar.
Roel rondt zijn lessen af, stapt op zijn fiets. Eenmaal thuis omhelst Pien hem.
‘En, hoe was het?’ vraagt ze.
‘Als vanouds,’ antwoordt hij tevreden.
‘Wie van ons tweeën ook alweer,’ vraagt ze poeslief, ‘moest niets van latrelaties hebben?’
Juist, wat een omkering niet kan doen. Kregen we maar vaker de kans om in de spiegel te kijken. Mooi, dit cursiefje, Margot!
Dank, Angeline, laat Roel maar schuiven!