Wanneer Roel de kamer binnenloopt, hoort hij Pien zeggen:
‘Roel is discreet, my lips are sealed.’ Met rode konen legt ze haar telefoon op tafel.
‘Geheimen?’ vraagt hij.
‘Stella,’ zegt ze, haar dochter.
‘Ga even zitten,’ zegt ze. ‘Wil je thee?’ Ze kijkt een beetje ernstig, “Stella belde me. We praten wat en zij zegt tussen neus en lippen dat ze positief getest is. Ik denk: corona. ‘Is het ernstig?’ vraag ik. Zegt ze: ‘Je kan ook ergens anders positief voor testen.’”
Roel kan het zo gauw niet bedenken, Pien zegt:
“Zwanger is mijn eerste ingeving. Maar dat is allang van de baan. ‘Bedoel je,’ vraag ik, als de dood om het te noemen, ‘bedoel je dat het dit keer goed gegaan is?’ ‘Wat heet goed,’ antwoordt ze, ‘het vervolg is nog nooit goed geweest.’ Wat moest ik zeggen Roel? Ik zeg: ‘Toch is het fantastisch nieuws!’ Maar zij roept meteen: ‘Maak je nou geen illusies. En praat er maar met niemand over, ook niet met Roel.’ Toen kwam jij binnen,” zegt Pien. ‘Toen ik zei dat jij discreet bent.’
‘Lief, wat leuk,’ zegt Roel, hij klemt haar aan zijn borst. ‘En spannend.’
Wanneer Roel aan het koken is, moet hij er nog aan denken. Pien komt ook in de keuken staan.
‘Ik durf niet eens blij te zijn,’ zegt ze. ‘Stella is het amper.’
Ook Roels gevoelens zweven tussen hoop en vrees.
Twee weken laat Roel het rusten, ook Pien zwijgt erover. Wanneer hij die woensdag van Jumbo thuiskomt, zegt ze.
‘Stella belde net. Ze is acht weken, op de echo had ze een hartje zien kloppen. De groei is naar behoren.’ Roel omhelst zijn vrouw.
‘We worden opa en oma!’ Roerloos staat Pien in zijn armen.
‘Stella gelooft er nog niet in. Eerder is ze ook misselijk geweest en overdreven moe. Het is nog diep geheim.’
Pien slaapt er slecht van. Aan het ontbijt zegt ze:
‘Ik ben even bang als zij dat het weer misgaat.’ Een aantal dagen later:
‘Ik ben opeens zo bijgelovig als de pieten. Bij het schillen van een appel mag de schil niet breken, ik moet precies veertig keer kauwen, in veertig stappen de stoep over.’
‘Huh?’
‘Vanwege veertig weken zwangerschap,’ zegt ze ongeduldig. ‘Complotdenkers zijn heilig bij mij vergeleken.’ Zoiets heeft Roel dan niet, maar hij is er evenmin gerust op.
‘We moeten maar vertrouwen dat het op eigen kracht doorgroeit,’ zegt hij heldhaftig.
Aan de rand van haar computerscherm heeft Pien een foto van een mollig baby’tje geplakt, enkel een luier aan. Het strekt zich behaaglijk in zijn wiegje uit.
‘Zo gaat ie worden,’ zegt ze als ze Roel ernaar ziet kijken. ‘Daar vertrouw ik nu maar op.’
Pien heeft gelijk, denkt hij. Dat is het ouderschap, één lange exercitie in vertrouwen.