Krassen over een houten vloer

Roel zou het geen ‘verliefdheid’ willen noemen wat zijn vriend bezielt. Maar wat weet hij ervan? Enkel wat Gerard hem vertelt. Dat hij Marina’s boekhouding doet, dat ze tijdens de lockdown zijn klant geworden is, dat dat hem toen goed uitkwam. En dat ze af en toe een kaartje over heeft voor een concert of bioscoopbezoek en hem dan vraagt ‘wil jij soms mee?’ Of voorstelt om de zaken door te nemen in haar tuin.

Alles wat in hun telefoongesprekken en passant ter sprake komt hemelt ze op. Zijn grapjes, wat hij van corona weet en over Trump te zeggen heeft bijvoorbeeld. In zijn hart vindt Roel het rijkelijk overdreven, maar Gerard duidelijk niet.
‘Ik ben kansloos,’ zegt zijn vriend. ‘Als ik bij haar thuis kom, geef ik zeker toe. Morgen.’
‘Je gaat er morgen toch niet heen hè?’
‘Dat ben ik wel van plan.’ Dat wil Gerard juist met Roel bespreken.
Roel krijgt de indruk dat hij zijn fiat moet geven. Met mijn zegen knaagt zijn geweten minder, lijkt het. Daar leen ik me niet voor, denkt Roel.
‘Niet doen,’ zegt hij. ‘Gebruik toch je verstand, man.’
‘Mijn gevoelens kan ik zomaar niet negeren,’ zegt Gerard.
‘Weet Conny van je aanbidster?’ Conny bij wie hij dacht dat Gerard eindelijk rust gevonden had, stabiliteit, een veilig thuis.
‘Conny heeft er niets mee te maken,’ vindt zijn vriend.
‘Kom, kom, dat kan je toch niet menen? Riekt dat niet naar bedrog?’ Roel blijft proberen hem te overtuigen, maar Gerard doet niet voor hem onder.

Boven hun risotto en salade buigen ze naar elkaar over, hun hoofden op een meter afstand op zijn hoogst. Roel vergeet de omgeving, al vreest hij zijn vriend niet van een wisse ondergang te kunnen redden. Je bent Marina tot helemaal niets verplicht, schiet hem nog te binnen. Zal ik dat zeggen? Maar hun gesprek verglijdt naar Gerards plannen om zijn zaak te delen met een compagnon. Roel praat over een komend fietsweekend van Pien en hem met vrienden.

Vlakbij staan twee bezoekers op, stoelpoten krassen over houten vloeren. Obers lopen langs, bestek, glas en serviesgoed rinkelen. Een eindje verder trekt een stel hun jassen aan, vlakbij het voorportaal staan mensen bij een kassa.
Een bediende ruimt tafels af, een ander schikt stoelen, twee staan er met hun rug tegen een muur te kletsen, hun ogen op de nablijvers gericht. Voor nog een laatste wens. De meeste stoelen zijn nu leeg. Waarmee Gerards verliefdheid of is het zijn verslaving aan Marina, voor Roel opeens niet meer urgent is. Hij wil naar Pien toe.

‘Stappen wij ook eens op?’ vraagt hij.
‘Half twaalf al?’ zegt Gerard. ‘Mijn hemel, ik had het niet eens in de gaten.’
Buiten doen ze weer een elleboog, maken hun fietsen los.
‘Goed bijgepraat, man,’ zegt Gerard. ‘Groeten thuis.’
‘Jij ook.’

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.