Roel brengt het weekend door bij Pien, sinds juli zijn vriendin. Na de linzensoep, die Pien gekookt heeft, vraagt hij:
‘Zullen we Bodyguard kijken?’
Knus samen op haar blauwe bank, turen ze naar een lijfwacht en zijn vrouw op de tv. Roel zegt:
‘Ze heeft voortdurend wat op haar vent aan te merken. Ze kan toch aardig doen, in plaats van steeds te kibbelen?’ Pien schudt haar grijze krullen.
‘Die vrouw wil enkel dat hij rekening met haar houdt,’ zegt ze. ‘Dat is toch niet teveel gevraagd?’ Al vond Piens ex dat jaren terug van wel. Gelukkig is haar nieuwe Roel heel anders.
‘Zij snauwt, hij grauwt,’ zegt Roel. ‘Laten ze leuke herinneringen opbouwen. Zoals wij.’
‘Je hebt gelijk,’ zegt Pien. Ze streelt zijn rasperige wang, en strijkt haar vinger door zijn krullend randje haar.
De volgende dag onder een heldere hemel, met kale bomen langs een Amsterdamse gracht, kijken ze samen in een etalage naar Lonely Planets, Capitool- en Trottergidsen.
‘Zullen we een tripje maken?’ vraagt Pien. ‘Een lang weekend of zoiets?’
‘Wat een leuk idee, schat!’
‘Parijs, Rome, Berlijn?’
‘Ik vrees toch dat het niet gaat lukken,’ zegt Roel later. ‘Als ik op zaterdag mijn moeder niet bezoek, raakt ze de kluts kwijt.’
‘Een midweek dan?’ vraagt Pien. ‘Ik neem gewoon wat dagen vrij.’
‘Dinsdag heb ik orkest, donderdag mijn strijkje, op vrijdag gym.’
Jij met je gewoontes! ligt op het puntje van Piens tong. Ze zegt het niet, ze zou mooie herinneringen maar vertroebelen. Ze ademt nog maar eens diep in, staart naar een bruin blad aan een plantje in haar vensterbank.
‘Kan je niet een keertje overslaan?’ vraagt ze op een toon alsof het antwoord haar niet uitmaakt.
‘Ik zal erover denken,’ antwoordt Roel. Dagenlang zit dat Pien toch niet lekker.
Een week later loopt ze, moe van haar drukke werk, met haar weekendtas Roels huis in. Het ruikt er vaag naar kool en bakboter.
‘Dag lieverd,’ zegt ze. Roel tempert meteen het vuur onder een koekenpan, en veegt zijn handen af, ze zoenen en omhelzen.
‘Wat heb je voor me gemaakt?’ Ze hoopt op tofu, soja, misschien kikkererwten, speciaal voor haar.
‘Kijk,’ zegt hij. Roel tilt het deksel op boven een dampende bolle bloemkool, en wijst op zijn bakpan. ‘En karbonade.’
Haar maag verknoopt bij het zien van twee lichtbruine stukken in borrelende boter. Hij kent haar nu een halfjaar, hij weet toch wel dat ze geen vlees eet? Bouwt Roel op zo’n manier mooie herinneringen op? In gedachten kijkt Pien om naar haar onuitgepakte tas op de plavuizen van de gang, haar jas aan de kapstok bij de buitendeur.
Op dat moment zegt Roel:
‘Vegetarische nepkarbonade, net echt, vind je niet?’
‘O ja?’ Meer woorden kan ze een-twee-drie niet vinden. Aan tafel zegt hij:
‘Weet je dat we elkaar alweer een halfjaar kennen, Pien? Hoog tijd voor een weekendje Parijs.’
Mooi verhaal. Die twee gaan het wel redden samen.
Het is weer uit het leven gegrepen.
Dacht het ook
Zo gaat het soms nu eenmaal