Margot leest hem voor: klik hier
‘Het klinkt een beetje zunig,’ zegt Pien. ‘Wat ik bedoel is: met jou durf ik alles aan.’ Roel grijpt zijn kans:
‘Laten we er dan niet meer mee wachten.’
‘Ja,’ zegt Pien. ‘Nee.’ Stilte. ‘Je hebt gelijk. Wie weet hoe lang die lockdown duurt.’
‘Morgen in ondertrouw dan maar?’ vraagt hij langs zijn neus weg.
Maandagmiddag, besluiten ze eendrachtig.
‘En dan niet weer over mijn huis beginnen hè,’ zegt Pien. Het klinkt meer als een constatering dan als vraag. Roel moet verbaasd hebben gekeken.
‘Ik bedoel,’ zegt ze, ‘over dat ik nu thuis werk, in de Pijp. Je hoopt toch stiekem niet dat ik van stek verander als we trouwen?’
Niet in het verborgene, dat was Roel niet van plan. De kwestie zit hem hoog. Hun behuizing lijkt hem nu te veel op zo’n vermaledijde Latrelatie. Wat hij vrijblijvend vindt, dat weet ze toch?
‘Wanneer de crisis over is, dan hoef je toch niet daar te werken?’ vraagt hij. ‘Dan werk je op de bibliotheek, zoals altijd. Neem ik tenminste aan.’ Hij spiedt of Piens gezicht ontspannen blijft.
Ze wrijft haar lippen over elkaar, zoals hij haar bij aarzeling wel eens ziet doen. Ze heft haar hoofd en kijkt hem rechtstreeks in zijn ogen.
‘We zouden toch,’ vraagt ze, ‘om beurten bij de een en bij de ander wonen?’ Ze likt haar onderlip. ‘Wanneer kom jij nou eens bij mij?’
Roel heeft er wel eens over nagedacht, niet vaak en ook niet lang. Het valt hem mee dat ze die vraag niet eerder heeft gesteld. Mijn hemel, ik bij Pien, bij mij thuis gaat het juist zo goed. Als het aan Roel ligt blijft het zoals het is. Vanwege de vertrouwdheid van zijn eigen huis. Nu Piens spullen daar ook staan, is het gezelliger en knusser. Maar waar het hem om gaat, is zijn eigen kamer. Waar hij zijn lessen online geeft, zijn cello speelt, wat broddelt op papa’s gitaar, wat voor zich uitstaart in zijn luie stoel. Hoe moet hij dat nou zeggen tegen Pien? “Ik wil ook wel eens dingen doen zonder dat jij ze hoort of ziet. Waar in jouw huis kan ik dat dan?” of “Soms moet ik stoom afblazen. Als jij erbij bent, krijgt het zoveel lading”? Zoiets zegt Roel voor geen goud. Dan haalt Pien zich maar muizenissen in haar hoofd, denkt hij. Ik zou me niet blootgeven, geheimen hebben of haar mijn diepste ik onthouden. Of zoiets. Na drie jaar samen moet ze beter weten. Maar voor de zekerheid zegt Roel maar niets. In alle stilte neemt hij zijn besluit.
‘Goed,’ antwoordt hij. ‘We gaan bij jou op de Govert Flinckstraat wonen.’
‘O Roel!’ roept Pien. Ze smoort hem zowat met haar kussen.
‘Morgen in ondertrouw, overmorgen verhuis ik de spullen uit mijn kamer naar jouw huis,’ zegt hij.
Pien staart hem aan.
‘Maar lief,’ roept ze. ‘Waar laten we die allemaal?’