‘Het moet maar uit zijn tussen ons,’ zegt Rick die middag tegen Fanny, sinds een halfjaar zijn vriendin. Hij staat op. Zachtjes doet hij haar voordeur dicht, al zou hij liever smijten, wat zijn ouders deden als het weer eens bonje was. Zoals zijn ouwelui wil hij niet worden. Zijn hand nog aan de klink, zegt Fanny:
‘Zo gemakkelijk kom je niet van me af.’
Hij loopt de trap af, met in zijn hoofd een enkele gedachte: de liefde komt weer alleen van mijn kant. Beneden op de stoep dringen haar woorden tot hem door. Van haar af? Hoe komt ze er verdomme bij? Zij is degene die ver weg gaat wonen. Niet hij. Ze heeft dat zonder hem besloten. Maar verwijten maakt hij niet. Bij zijn ouders leidden die tot een knallende scheiding, hij vertrekt liever met stille trom.
Thuis drukt zijn afscheid zwaar op zijn hart en schouders. Rick krult zich in zijn stoel, kijkt met zijn kat op schoot naar een thriller op tv, The Bridge. In kleurige pixels op het scherm een Deense inspecteur, lover en collega van de Zweedse Saga. Hij houdt van haar, dat is glashelder. In vorige afleveringen zei de man:
‘Ik heb je nodig.’ Ze staarde hem dan zwijgend aan. In deze aflevering wordt de Deen geplaagd door zijn verleden, hij heeft het er erg moeilijk mee. Meestal kan hij Saga’s botheid heel goed velen, maar dit keer niet, hij zegt:
‘Je hebt geen greintje gevoel voor mij. Ga jij maar weg.’
‘Zeg dat nou niet,’ roept Rick naar Saga’s vent. Behalve poes is er toch niemand in zijn kamer die hem hoort. Maak het nou niet te bont, anders springt Saga voor de trein, denkt Rick. Zoals ze in een van de vorige seizoenen bijna deed.
Saga op de buis vertrekt geen spier, ijlings stapt ze in haar groene Porsche. De eindtune klinkt.
Met op zijn netvlies beelden uit The Bridge – rennende mannen, een mond met duck tape, Saga-, maakt Rick een ommetje, om zijn kop te legen. Na een kwartier loopt hij met loden benen weer zijn flatje in. Hij poetst zijn tanden, piekert over Fanny, en valt in slaap.
In zijn halfslaap staat hij ’s ochtends voor een onbewaakte spoorwegovergang. In de nevel aan de andere kant van de rails staat Saga. Verdrietig om haar lief die haar verstoten heeft, mompelt ze:
Hij denkt dat ik zonder hem kan, dat is mijn schuld. Niemand houdt het met me uit.
Bulderend nadert een trein, een claxon loeit. Wit weggetrokken zet Saga een stap naar voren.
Het is of Rick zijn Fanny ziet. Stop! roept hij. Niet doen. Ik houd van je.
De trein rijdt langs, en nog een, reizigers kijken uit de ramen, Saga – of is het Fanny?-is stokstijf blijven staan. Zwetend wordt Rick wakker. Onmiddellijk belt hij zijn vriendin.
Dicht tegen Fanny aan kijkt hij die avond met haar naar The Bridge.