De week na Pasen gaan ze weer aan het werk. Roel in zijn eigen kamer, Pien aan de eettafel. Achter in Roels hersenpan zeurt het dat zij dat maar zozo vindt.
Woensdagochtend. Aan zijn bureau bestudeert Roel net een partituur of Pien steekt haar hoofd om zijn deur.
‘Ik haal nog wat papieren van kantoor,’ zegt ze.
‘Mmm,’ neuriet Roel. ‘Blijf je lang weg?’
‘Het wordt denk ik vanmiddag.’ Verdiept in zijn muziek, mompelt hij:
‘Tot straks.’ En trekt zich weer terug in zijn denkbeeldige concertzaal.
Tegen vieren, na zijn laatste les online, is de huiskamer nog altijd leeg. Geen Pien. Hij ruimt wat op, zet thee, leest zijn krant, bladert door recepten voor Indiase dahl. Zal ik op internet alvast een feestzaal zoeken? Of kan ik beter wachten tot Pien terug is, piekert hij. Wat duurt dat lang, denkt hij benauwd. Zal ik bellen waar ze blijft? Nou nee. Daar houdt ze niet zo van, zegt ze altijd.
Om zes uur snijdt Roel alvast zijn broccoli in roosjes. Hij pleegt weer eens een plasje, zijn zoveelste. Een half uur later loopt Pien binnen, omringd door frisse wind, een blos op beide konen.
‘Het ruikt hier lekker, zeg.’
In plaats van opgelucht te zijn, houden zijn muizenissen hem gevangen.
‘Waar bleef je nou?’ Ongewild klinkt er wrevel in door.
‘De bibliotheek was dicht en er was geen portier,’ antwoordt Pien. ‘Toen ben ik naar de Pijp gefietst en heb ik in mijn huis gewerkt,’ zegt ze.
Later denkt hij wel eens aan die late woensdagmiddag terug. Aan de onzekerheid die hem toen overviel: of zo’n heerlijk mens wel bij hem wilde blijven, of ze hem wel nodig had. Ze was immers al jarenlang koningin in eigen rijk. Die toegeknepen maag toen was onzekerheid, denkt hij wanneer hij later terugkijkt. Maar op dat moment voelt het niet zo.
Roel wordt er boos om, wat hij niet weg kan houden uit zijn toon.
‘Moet dat in de Pijp?’ vraagt hij met nadruk. ‘Werken kan je hier toch ook?’
‘Ik moest met zoveel mensen bellen,’ zegt ze. ‘En zoomen.’
‘Staat daar dan een computer?’
‘Ik had mijn laptop bij me.’
‘Ben je er expres naartoe gegaan?’ In Roels keel buitelen de ongenoegens over elkaar heen. ‘Ga je nou toch weer latten? Die oude schoolvriendin van je, die An… , hoe heet ze ook alweer, die vond dat toch een goed idee?’ Met moeite lukt het hem zijn woordenvloed te stuiten.
‘Hoe bedoel je nou?’ vraagt Pien stijfjes. ‘Ik werk daar, dat is alles.’
‘En morgen dan?’ vraagt hij opeens timide, op het ergste voorbereid.
‘Morgen werk ik daar ook,’ antwoordt ze.
Stilte.
‘En na het werk zijn we gewoon gezellig samen thuis.’
Mooi stukje. “Koningin in eigen rijk” is een top vondst. Heeft Roel aanleg om een stalker te worden? Knap dat je je in zijn hebberigheid, want dat is het toch, kan inleven. Pien is lekker bezig. De spanningsboog van samenwonen of niet of half is weer terug.
Ja, is het hebberigheid, is het angst of komt het een voort uit het ander? Je geeft de lezer denkhuiswerk mee. En ook (wellicht oncomfortabele) vragen over zijn/haar eigen relatie. Goed is dat.