‘Laten we dit jaar maar niet op vakantie gaan,’ zegt Ger. ‘Thuis valt genoeg te zien.’
Mies, zijn vrouw, is het er niet mee eens, zij wil er graag op uit. Met haar vriendin spreekt ze een weekje Rome af.
Ze koopt een gids. Ger leent er een -de bibliotheek is om de hoek-, vol levendig beschreven foto’s van reusachtige Romeinse pleinen, paleizen en musea. In gedachten ziet hij zichzelf er al, wat voor hem goed genoeg is.
Eind mei. Op Schiphol zwaait hij voor een laatste keer naar Mies, als ze richting douane loopt met haar kompaan. Hij fantaseert dat hij -net als zijn vrouw- zijn handen hoog houdt voor een scan, zijn handbagage van een band tilt. Opgelucht dat hem dat is bespaard, rijdt hij naar huis.
De dag erna fietst hij, alleen, naar centrum Amsterdam. Voor het Stedelijk, het Rijks en het Van Gogh krioelt het van toeristen. Mies staat nu vast ook in een rij, denkt Ger, zestienhonderd kilometer verderop.
Eenmaal weer thuis kookt hij zijn vrijgezellenpotje. Blij dat hij geen toeristenkost te eten krijgt –Mies wel. Voor het slapengaan ligt hij nog eventjes te lezen. Al mist hij Mies, toch prijst Ger zich gelukkig. Boven zijn hoofd geen kreunend hotelbed met een hitsig stel. Zoals die arme Mies wel moet verduren, daar twijfelt hij niet aan.
Dag na dag whatsappt Mies teksten als ‘Heel leuk,’ en ‘Geweldig,’ met foto’s van haarzelf op Spaanse trappen, voor het Colosseum, Pantheon en op de Via Appia. Tussen hordes toeristen met mobieltjes in de lucht, en een paar Italianen.
Na een week sluit Ger haar zachte lijf weer in zijn armen, drukt zijn lippen op de hare.
‘Wat fijn dat je er bent. Hoe was het?’
‘Heerlijk,’ zegt Mies. ‘En bij jou?‘
‘Ook,’ antwoordt hij. Gretig luistert hij tussen haar regels door of het echt wel zo leuk was.
‘Heel veel buitenlanders,’ zegt ze.
‘Hier ook,’ zegt hij. “Massa’s toeristen.”
‘We aten altijd een croissant voor ons ontbijt,’ zegt ze.
‘Die heb je hier toch ook?’
‘Daar heet het een cornetto.’ Koffie dronken ze aan een bar.
‘Zaten jullie dan niet op een terras?’ vraagt hij.
‘Dat was te duur.’
Ook Ger heeft in de binnenstad voor koffie met een stukje taart een tientje neergeteld. Daar hoeft hij niet voor naar het buitenland.
‘Om de andere straat staat wel een kerk, met plafonds in blauw en goud.’
Ger zou er snel op uitgekeken zijn.
‘Kijk,’ zegt Mies. ‘Nog een leuke foto,’ op haar smartphone.
Net zoiets als de rest, denkt Ger. Een fontein met marmeren mannen op een forse bilpartij, met stuk voor stuk een brede borst, spieren als kabels. Mies staat voor hun blote piemels breed te lachen. Hordes vreemdelingen om haar heen maken er selfies.
Gers hart klemt in zijn borst. Is die Italiaan links van haar -die met de grijze slapen-, niet dezelfde als op haar andere kiekjes?
‘Volgende keer ga ik weer met je mee,’ zegt hij.