Vroeger speelde Adri in een band, sinds zijn pensioen schildert hij enkel nog. Zijn doeken hangen in zijn kamers thuis, op de gang en langs de trap. Op een ochtend komt zijn jongere broer Guus, een gitarist, onverwacht langs.
‘Je wordt grijs, man, zegt hij. ‘Zijn die schilderijen allemaal van jou? Exposeer je wel eens?’
‘Hoe zou ik dat moeten doen?’ antwoordt Adri. ‘Het is een heksentoer om in een circuit te komen, net als bij muzikanten. Vroeger speelden we voor lege zaaltjes, die we zelf hadden gehuurd.’
‘Met schilderijen is dat veel eenvoudiger,’ zegt Guus. ‘Je zet ze op Facebook of een blog, en meteen ben je bekend.’
‘Probeer het maar eens,’ zegt Adri’s vrouw, Riny. ‘Je klaagt altijd dat alleen vrienden en familie je doeken zien. En dat ze hooguit kijken of het leuk boven hun bank past. Misschien dat kenners je Facebooksite bezoeken, met oog voor compositie, vlakverdelingen en zo.’
Adri fotografeert zijn stillevens met vazen en fles, zijn fors neergekwaste koeien, en zet ze op zijn tijdlijn. Riny, zijn zussen, en de drummer van zijn oude band zetten er opgeheven duimpjes bij. Meer reacties krijgt Adri niet, hoe vaak hij ook nieuwe creaties post.
‘Ik houd maar weer met Facebook op,’ zegt hij op een avond bij de afwas. Wel schildert hij vervolgens neuriënd vergezichten, zijn straat, zijn Riny, en stillevens. Zijn doeken hangt hij thuis en in zijn atelier op, net als vroeger.
Bij een buurtwedstrijd over ‘de ware Liefde’, zal de jury uit deskundigen bestaan, zegt men. Adri stuurt een schilderij in van een motorrijder met een vrouw. Hij wint. De jury roemt zijn originaliteit.
‘Zeer vereerd,’ zegt Adri bij de prijsuitreiking. Stiekem betreurt hij dat hun lof niet gaat over zijn vlakverdeling, gedurfde lijnenspel en kleurgebruik.
Bij wijze van hoofdprijs hangen zijn doeken wekenlang in het stadsdeelkantoor. In de laatste week krijgt hij een telefoontje.
‘Mijn vrouw en ik hangen graag kunst in huis,’ zegt een aspirant koper. ‘We zien wel wat in uw doek met die lege straat.’
‘Heel leuk om te horen,’ zegt Adri.
‘Het heeft dezelfde kleurstelling als van ons interieur.’
Diep in zijn hart zou Adri willen dat het stel ook was getroffen door zijn perspectief, verhoudingen en lichtval.
‘Het is wel aan de dure kant,’ zegt de man. Hij biedt een schamele vergoeding, ver onder de gevraagde duizend Euro.
‘Okay,’ zegt Adri. ‘Ik breng het naar u toe.’ Hij pakt het doek in bubbeltjesplastic, tapet het dicht. In de avondkou rijdt hij naar een chique straat in Amsterdam oud-zuid.
‘Die zogenaamde liefhebbers ontgaat het wezenlijke van mijn kunst,’ zegt Adri thuis bij zijn soep.
De volgende ochtend maakt hij in het zonnetje zijn dagelijkse wandeling door het Amstelpark. Over een glanzend donkerbruin bladerdek hipt een roodborstje, in dezelfde tinten als de bemoste kale heg achter hem. Adri’s handen jeuken. Snel loopt hij naar zijn atelier.