Roel zou zijn nieuwe Pien graag tonen dat een weduwnaar niet eenzaam is, of zielig. Misschien zijn zestigste verjaardag maar eens met al zijn vrienden vieren?
‘Ik vier het dit jaar groot,’ zegt hij als hij haar uitnodigt.
Een uur voordat zijn feest begint, staan er in zijn huiskamer rijen stoelen langs een wand en voor zijn boekenkast. Met zijn wijsvinger loopt hij zijn lijstje na, alles lijkt dik in orde. Schaaltjes met zoutjes op de bijzettafels, op de eettafel frisdrank, wijn, bier, en glazen. Zijn feest kan beginnen.
Zeven uur stipt belt de eerste aan.
‘Van harte,’ zegt ze, en kust hem op zijn wangen. ‘Wel veel stoelen. Verwacht je zoveel mensen?’
‘Een stuk of twintig, denk ik. Er hebben een paar afgezegd, vanwege hun vakantie, of een ander feest. Een paar mensen van mijn bridgeclub spelen een toernooi, die komen later.’
‘Wat een hoop, Roel, niets voor jou.’
Ze praten over het orkest waarin hij cello speelt, over de uitvoering waar zijn gast ook is geweest. Zijn kamer klink hol. De zitplaatsen naast hen ogen leeg, de kratten drank en schalen etenswaren overbodig. Gelukkig maar dat Pien er nog niet is. Hij heeft toch wel de juiste tijd en datum doorgegeven? De bel.
‘Ik doe even open.’
Zijn buren lopen binnen, meteen erna ook andere gasten. Met licht gemoed neemt Roel natte jacks aan, en scheurt papier van zijn cadeaus. Om half acht is zijn huis bomvol. Nu Pien nog.
Half negen. Boven muziek, gesprekken en gelach uit roepen zijn overburen:
‘Weet jij nog hoe dat stel hiernaast heette?’
‘Die van die honden? Wat een ellende,’ zegt hij.
‘Kom even bij ons zitten.’
Tegenover hen zitten orkestleden te praten. Zat Pien daar ook maar.
Terwijl hij hapjes rondbrengt, maken een paar gasten een dansje. Als Pien er was geweest, had Roel graag meegedaan. Een oud-klasgenootje tikt hem aan. Ze wisselen herinneringen uit aan hun leraren geschiedenis en Engels. Een goede kennis laat hem foto’s van zijn jongste kleinkind zien, Roel wordt toegezongen.
‘Had jij niet een nieuwe vlam?’ smiespelt een vriend vlakbij zijn oor.
‘Ik vrees,’ zegt Roel, ‘dat die het toch niet zo op weduwmannen heeft begrepen.’
Net heeft hij om half tien wat pilsjes koud gezet, of een studiemaat van vroeger pakt hem bij zijn schouder:
‘Ik ga er weer vandoor, gezellig feest, man.’ Pien had hem vast gemogen. Een bevriend stel zegt ook gedag.
‘We moeten nog naar de verjaardag van mijn broer.’ De buren lopen in hun kielzog mee.
Onmiddellijk erna klinkt de bel, Pien.
‘Gefeliciteerd,’ zegt ze. Ze overhandigt hem een roze fuchsia in cellofaan. Hij drukt haar aan zijn borst.
‘Ik dacht, ik kom wat later. Dan is het niet zo vol.’
Hij pakt haar hand en wenst met heel zijn hart dat iedereen, op haar na, snel vertrekt.
Mooi verhaal.
Dank, Mies, als altijd!