Tijdens een feestje van zijn werk, gaat Addie zitten aan een tafel waar haar man, Sam met collega’s zit te praten. Ze hoort hem zeggen:
‘De mijne is ook behoorlijk jaloers.’ Wie weet wat Sam nog meer over haar geroddeld heeft, voordat ze aanschoof.
‘Hoe kom je er nou bij om dat te zeggen?’ vraagt ze in de auto terug naar huis.
‘Ach liefje, het kwam nu eenmaal ter sprake,’ zegt hij. ‘Het is toch zo?’ Thuis neemt hij haar in zijn armen.
Ze vergeeft hem, vergeten doet ze niet. Op dinsdagavond, na een koorrepetitie vertelt ze haar vriendinnen:
‘Dat soort dingen zegt hij over mij, tegen collega’s. Heus niet voor de eerste keer.’
‘Als mijn vent zoiets deed, zou ik apart gaan slapen,’ zegt haar ene vriendin.
‘Ze heeft gelijk,’ zegt de tweede. ‘Dan leert hij het vanzelf.’
‘Mijn idee,’ zegt vriendin Riny.
Addie knikt, en denkt er niet meer aan, totdat Sam en zij een etentje geven, voor vrienden. Eerst noemt Sam haar ‘dik’, en even later lacht hij hard, terwijl hij naar haar kijkt. Hij lacht me uit, denkt Addie, haar bloeddruk stijgt.
De gasten zijn vertrokken, Sam poetst in de badkamer zijn tanden, Addie trekt haar dekbed van het onderlaken af, propt haar kussen onder haar arm, en gaat in het logeerbed liggen. Vanuit hun slaapkamer roept Sam:
‘Addie?’ Zijn stappen naderen, hij knipt het licht aan. ‘Wat is er nou?’ vraagt hij smekend.
‘Je lacht me in gezelschap vierkant uit,’ antwoordt ze.
‘Hè toe nou, til er nou niet zo zwaar aan.’
Ze draait zich van hem af, hij sloft de logeerkamer uit.
Net goed, denkt ze. Dat zal hem leren. Bij de herinnering aan het gebeurde, slaat haar hartslag weer op hol. Ze doet haar yoga-ademhaling, ontspant de spieren van haar armen, benen, nek. De poes springt op haar bed. De kamer ruikt een beetje muf, ze zet een raampje open.
Een loeiende sirene rijdt voorbij, water van de buren borrelt in een buis in het plafond. Addie heeft het warm, begint te zweten. Ze draait zich op de ene zij, dan op de andere. Waarom ligt Sam hier niet, zij heeft zich niet misdragen. Zou hij daar in hun slaapkamer nu rustig liggen meuren? Vragen bespringen haar, in plaats van dat de slaap haar overmant.
Waarom laat ik in vredesnaam mijn oor naar koorvriendinnen hangen?
Naar Addie zich herinnert, had de ex van haar ene vriendin al tijdenlang geen zin meer –wat voor Sam niet geldt. Riny’s vent snurkt oorverdovend, en haar andere koormaatje woont apart.
‘Poes, je moet eraf,’ mompelt ze zuchtend. Behoedzaam pakt ze weer haar dekbed en haar kussen op. Ze sluipt haar slaapkamer in, schuifelt langs het voeteneinde, vleit op de tast haar beddengoed op haar matrashelft neer. Dan schurkt ze zich behaaglijk in haar eigen zachte nest.
‘Kon jij ook niet slapen?’ vraagt Sam plotseling in het duister, zijn hand raakt de hare.