Een hartig woordje spreken

Ze gaan een weekend weg naar Nijmegen-daar in de buurt althans- met Rosa en Magiel. Diner in een hotel en overnachting met ontbijt. Daarna een dagje met z’n vieren fietsen. Feestelijk zou je zeggen, toch zit het Roel niet lekker. Weggaan ontregelt hem, waardoor hij om het minste kribbig wordt.


Hij kijkt het huis eens rond, niets vergeten? Zijn oog valt op dotten stof, achter een deur en langs een plint. Hij zegt:
‘Jij zou toch zuigen voor vertrek, Pien?’
‘Maar lief, ik ben toch zeker in mijn eigen huis. Het komt wel,’ zegt ze. ‘Later.’
Zijn voorhoofd rimpelt. Wat krijgen we nou, mijn eigen huis? Toch zeker dat van ons? Hij gromt inwendig, denkt: daar moeten we een hartig woordje over spreken. Het komt er niet van, want ze moeten weg.

Op huurfietsen rijden ze zeven heuvels op en af, er lijkt geen einde aan te komen. Nu loopt hun fietspad naast een autoweg. Geel en rood blad dwarrelt van bomen aan weerskanten. Bekaf zwoegt Roel naast Pien een nieuwe helling op, speurend naar aanwijzingen voor hun route op stickers en bordjes aan palen langs de weg met nummers en pijlen. Zij tweeën in de voorhoede, Magiel en Rosa een eindje achter hen.
‘Dat daar wijst toch naar links?’ vraagt Pien wijzend naar een sticker. ‘Of bedoelen ze die bocht hier?’
‘Dan moet er aan de overkant op die lantarenpaal een nummer staan.’

Uitgerekend daar hebben twee mannen zich breeduit opgesteld, pal voor de aanwijzingen waar Roel en Pien naar zoeken. Braaf posteren ze zich achter de wielrenners. De konten van de fietsers steken geprononceerd naar achteren dankzij de dikke gellaag in hun broek.
‘Er valt tenminste te genieten,’ sist Pien in Roel z’n oor. Hij lacht, maar niet te scheutig, Pien zou eens kunnen denken dat hij het zich niet aantrekt wat ze vanochtend heeft gezegd. De mannen stappen op, alsof ze niet van zins zijn zich voor lustobject te lenen.
Hun vriend Magiel komt aangefietst, Roel zwaait en wijst.
‘Hierin.’ Ten teken dat de laan waarin hij met Pien staat de juiste route is.
Oké!’ Zijn vriend zwaait terug en rijdt stug door.
‘Hoe zit dat nou?’ vraagt Roel. ‘Fietst hij alleen?’
‘Aan het ontbijt zaten die twee weer eens te kibbelen,’ zegt Pien.
‘Dan moet het nu toch over zijn?’ vraagt Roel. ‘Het is zowat twee uur.’
Pien haalt haar schouders op.

Een paar minuten later volgt Rosa, Magiels vrouw.
‘Daarheen,’ wijst Pien. Rosa stapt af, er moet geluncht, zegt ze, maar geen terras of restaurant is open onderweg. Vanwege de corona. Terug naar het hotel dan maar besluiten ze eendrachtig. Rosa appt Magiel, ze stappen op.
Ook bij de lunch vangt Rosa haar man vliegen af en Magiel geeft haar lik op stuk.
‘Wat een gedoe,’ zegt Roel, terug op hun kamer. ‘In míjn huwelijk hoef ik dat gekibbel niet.’
‘Wablief?’ zegt Pien. ‘Óns huwelijk toch zeker?’

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.