Het klaverjassen is geweest, Rosanne loopt het zaaltje uit, de trap af naar de bar. Daar sluit ze achteraan de rij. Een van haar maatjes vooraan draait zijn hoofd, kijkt de rij langs, roept:
‘Nog iemand bier?’
“Ja’s” klinken, en ‘ik.’
‘Voor mij een spaatje,’ antwoordt Rosanne.
De barman reikt een blad met pilsjes aan, haar clubgenoot vooraan is ingespannen bezig om het aan te pakken. Rosannes spa staat er niet bij, haar gezicht verstrakt. Ze recht haar rug en even later loopt ze met haar flesje naar de tafel in het midden, waar op de maandagavond na de klaverjas de spelers nog wat drinken.
Een van hen vertelt net dat ze naar China is geweest.
‘Ik vier jaar geleden,’ zegt Rosanne.
‘Waar?’ Rosanne peinst: Waar was het nou, Xan-dit-of-dat? In het Chinees lijkt alles op elkaar. Ook andere klaverjassers zijn door China heen gereisd. Het terracottaleger hebben ze gezien, Beijing, een ander noemt het Stenen Woud.
‘Ja daar,’ zegt Rosanne.
Haar stem verpietert tussen die van anderen, die om het hardst lijken te roepen. Vervolgens zijn in het gesprek de kinderen aan de beurt, op maandagavond vaste prik. Rosanne heeft ze niet. De ene na de andere clubgenoot vertelt over hun studie, reizen, baan, hun partners en verloofdes. Foto’s met een bruid, de moeder van de bruid in nieuwe jurk gaan rond –‘Kijk daar sta ik’-, het gooien van de rijst.
Daarna de kleinkinderen, al evenmin Rosannes terrein. Nieuwe foto’s worden doorgegeven. Rosanne mompelt:
‘Mooi,’ en ‘Schattig,’ al ziet ze geen verschil tussen de baby’s. Ze peinst over een ander onderwerp. Zal ze haar kat eens laten zien, die vreselijk grappig naar een hond blaast? Te laat, net zegt haar overbuurvrouw al:
‘Mijn zus maakt haiku’s in haar vrije tijd.’
‘Draag er eens eentje voor,’ zegt iemand naast haar.
Met omfloerste stem declameert de vrouw drie regels over liefde en een traan.
‘Daar klinken we dan op.’
Iets in die geest heeft Rosanne ook paraat, haar hart gaat sneller kloppen. Naarstig scrolt ze naar de foto’s die broer Adri haar met een whatsapp heeft opgestuurd.
Spelers heffen het glas. Zodra men het dan aan de lippen zet, een ultrakorte pauze, zegt Rosanne:
‘Mijn oudste broer schildert.’ Tafelgenoten keren zich naar haar toe.
‘Laat eens zien,’ zegt er een. Rosanne geeft haar mobiel door met Adri’s schilderijen, zijn eiervormige gestalten, een serie met koeien. Glimlachend ziet ze toe hoe medeklaverjassers plaatjes bestuderen.
‘Exposeert hij?’
‘In zijn atelier.’ Alsof ze nog een troef uitspeelt, zegt ze meteen erna: ‘Mijn jongste broer speelt in een band. Hij neemt cd’s op.’
‘Wat een creatieve familie,’ zegt er een.
Rosannes borst zwelt. Een ander vraagt:
‘Wat voor speciaal talent heb jij?’
Rosanne denkt er ernstig over na. Wanneer ze dan ‘Ik kook heel lekker’ zeggen wil, is iedereen allang weer in gesprek.