Al zou Pien altijd met Roel samen willen zijn – haar nieuwe vriend sinds enkele maanden-, ze heeft nu eenmaal ook haar eigen bezigheden. Zo rijdt ze bijna dagelijks naar de bibliotheek die ze beheert.
Onderweg in de Van Baerlestraat botst een vrouw zowat tegen haar aan. De fietser praat met oortjes in luidt voor zich heen.
‘Let op!’ roept Pien. ‘Je bent hier niet met iemand anders, maar met mij.’
‘Tuthola, zout jij op,’ krijgt Pien te horen.
’s Avonds vertelt ze het aan Roel.
“Zo’n mens maalt niet om mede-fietsers,” zegt Pien. ‘Ze zit met haar mobiele navelstreng aan haar geliefden vast.’
Op zaterdag koopt Pien bloemen voor Roels bejaarde moeder.
‘Wat mooi,’ zegt de oude vrouw. ‘Dankjewel, Loes.’ Roel zegt:
‘Maar mam, Loes is je dochter. Zij is toch Pien, mijn hartsvriendin?’
Wanneer ze weer bij Roel thuis is, zegt Pien:
‘Je moeder leeft vooral in haar gedachten.’ Roels kat strijkt langs Piens benen.
Riny belt:
‘Ik wil weer eens een filmpje met je pakken. Komende vrijdag?’
‘Ik zou eigenlijk iets met Roel gaan doen,’ antwoordt Pien.
‘Je kunt je lover toch wel even missen?’
‘Het klinkt een beetje suf, maar ik vind dat moeilijk,’ antwoordt Pien.
‘Neem hem maar mee,’ zegt Riny. ‘Die kale prins van je wil ik wel eens met eigen ogen zien.’
Naast Pien voor een spiegel in de bioscoop werkt Riny haar lipstick bij, Pien duwt haar grijze haar een beetje in model.
‘Leuke vent,’ zegt Riny.
‘Ik heb het je gezegd.’ Pien glimt.
Aan het einde van de avond zegt Riny:
‘Laten we ook weer eens iets met z’n tweeën doen. Die man loopt heus niet weg.’
Twee weken later lopen ze samen door een tentoonstelling van de Ploeg, in het Groninger museum. Pien vertelt over Roels moeder, zijn vrienden, en zijn strijkje.
‘Wat hoor ik je toch telkens over Roel?’ vraagt Riny.
‘Sorry.’
‘Verdiep je nou maar in die schilderijen voor je.’
Op de terugweg zoeft de trein lege perrons voorbij, Nunspeet, Nijkerk. Een jonge meid tegenover hen in parka, zwarte laarzen, zegt luid in haar mobiel:
‘We zijn net Baarn gepasseerd.’
‘Ze praten altijd met mensen ergens anders,’ zegt Pien vlakbij het oor van haar vriendin.
‘Doen ze het niet hardop, dan zijn ze wel in hun gedachten bij hen,’ zegt Riny.
Na een saunabezoek, de maand erna, nippen Pien en Riny met natte haren van hun sapje.
‘We hebben een nieuw wandmeubel,’ zegt Riny.
‘O ja?’ vraagt Pien, denkend aan Roels mahonie kasten.
‘In het voorjaar gaan we een week naar Umbrië.’
‘Heerlijk!’ zegt Pien. Met in gedachten Roels schoonzus die daar woont.
‘Kijk, foto’s van mijn kat,’ zegt Riny.
‘Leuk!’ Pien kan Roels poezenbeest bijna nog langs haar kuiten voelen.
Met jas aan en muts op bij de voordeur, zegt Pien:
‘Nou meissie, het was weer heel gezellig.’
‘Zie je wel,’ zegt Riny. ‘Je liefje hoeft er heus niet altijd bij te zijn.’