In haar eentje bewoonde Mrs. Maxwell een groot huis aan een park, met drie schuine daken, een toren. Daar ontving ze haar vriendinnen Meryl, Mathilde en Anne en vele andere gasten. Deze grande dame adoreerde haar dochter Ghislaine, die haar geregeld bezocht. Wat haar dochter buiten die bezoekjes om deed, daarvan wist ze maar weinig.
Wel kwam dat later volop in het nieuws. Vele maanden nadat een anonieme brief in haar bus lag, ondertekend: je goede vriendin die het beste met je voor heeft. Daarin stond dat Ghislaine de rechterhand was van Jeffrey Epstein, een puissant rijke zakenman. Mevrouw Maxwell had zijn naam wel eens horen vallen. Volgens de brief was Ghislaine betrokken bij zijn vreemde praktijken met tieners, naaktfoto’s en orgieën. De briefschrijfster schuwde de schunnige aantijgingen niet.
Wie stuurde tegenwoordig nog een brief met de post? vroeg mevrouw Maxwell zich af. Zelfs al was die op een wit vel getypt in plaats van in krullerig handschrift geschreven op dun lila postpapier dat naar viooltjes rook. Zoals vroeger. Uit details maakte ze op dat de schrijfster goed op de hoogte was van haar situatie en haar band met Ghislaine. Des te meer kwelde het haar dat die would-be vriendin haar zo’n walgelijke brief had gestuurd.
Natuurlijk zou moeder Maxwell graag achterhalen wie haar zoiets schreef. Haar schoolvriendin Meryl, ging de schrijfster schuil achter haar lieftallige uiterlijk? Of anders achter Mathildes extravagante kleding of de gebotoxte lippen van vriendin Anne? Het kon ook een kapster zijn of iemands werkster, die wisten vaak meer dan je lief was. Maar schreven die brieven?
Haar vriendinnen deden dat uiterst zelden, voor zover Mrs Maxwell wist, een enkele e-mailde, whatsappte, meestal belden ze op. Ook meende ze dat geen van hen in haar bijzijn ooit iets gezegd had over anonieme brieven en al helemaal niet in goedkeurende zin. Zoiets achtten ze beneden hun stand meende Maxwell, te oordelen naar alles waar ze met hen over praatte. Maar evengoed kon iemand van hen erop azen haar eens een hak te zetten. Gezien hun karakter, peinsde Mrs Maxwell, viel dat eerder van de ene vriendin te verwachten dan van de andere?
Mathilde was wankelmoedig, anderzijds heel attent en zachtaardig. Meryl was weliswaar kortaangebonden, maar ook nuchter en rechtdoorzee. En Anne? Moeder Maxwell had zelden iemand ontmoet die discreter en zorgvuldiger was in haar woordkeus. Maar dan nog. Op welke grond moest ze aannemen dat een zachtmoedige vrouw zoiets eerder zou doen dan een koele, dat een kunstenares dat gemakkelijker deed dan een huisvrouw, een werkster of een dame van aanzien? Zo’n verfoeilijk naamloos epistel bewees hooguit dat een bekende in staat was om haar een loer te draaien.
Om de inhoud bekommerde moeder Maxwell zich niet. Al was haar dochter dan toevallig met die Jeffrey bevriend, voor haar had niet één van de beschuldigingen ook maar de schijn van geloofwaardigheid.
Interessant verhaal, nu ik net met een journalist hard heb gelopen die het plagiaat van een universiteitsbestuurder aan het licht bracht. Academia sloot de rangen en is op zoek naar de klokkenluider. Van dankbaarheid dat een overtreder van de academische mores gepakt is, valt niets te bespeuren. Net als in jouw verhaal is de beschamende werkelijkheid irrelevant. De brenger van het slechte nieuws straffen, daar gaat het om.
Zeker interessant, Michiel. In het stukje over de bank is de hoofdpersoon -net als in jouw roman- ook zo’n toedekker van het slechte nieuws. De jongere broer had hem hoger geacht als hij klokkenluider geweest was.