De een met botbreuken

Vroeg in de avond rijdt Giel naar zijn huis in Buitenveldert. In de bocht blijft zijn voorwiel steken in een weggezakte straatsteen, zijn fiets klapt opzij en hij vliegt de stoep op, zijn enkel ongemakkelijk verbogen.
Op de Eerste Hulp constateert men dat Giels enkel is gebroken, zijn arm gekneusd. Hij krijgt een plaats op de transferafdeling, hoe zou hij in zijn eigen huis de trap op moeten lopen? Weldra ligt Giel in een hoog bed te dommelen op zaal met andere zestigplussers. De een met botbreuken, zoals hij later hoort, twee anderen herstellend van een operatie. Geen van allen in staat thuis voor zichzelf te zorgen.

De week na zijn ongeluk buigt en strekt een fysiotherapeut met hem zijn tenen en zijn knieën, spant en ontspant de dij van zijn gewonde been. Net zit Giel in zijn rolstoel naast zijn bed met zijn gipsbeen op een stoel voor zich, of Menno loopt zijn ziekenkamer binnen, de bassist van Giels strijkensemble. Menno heeft een maand terug een nieuwe knie gekregen, Giel staart hem aan.
‘Je loopt weer? Zonder stok, of staat die voor de deur?’
‘Welnee,’ zegt Menno, ‘ik kuier weer op eigen kracht.’
‘Ik wou dat ik dat kon,’ zegt Giel.
‘Veel oefenen,’ zegt Menno. ‘Net als ik.’

Hij vraagt Giel naar zijn ongeluk.
‘De tegels op dat fietspad liggen los, je weet hoe droog het vorig jaar de hele zomer was,’ antwoordt Giel. ‘Klimaatverandering.’
Menno duwt Giels stoel de gang in naar een zitje.
‘Als je eens wist hoeveel afval ze hier voor lief nemen,’ zegt Giel. ‘Plastic verpakkingen van spuiten, bakjes voor wanneer je nog niet zelf naar de wc kan.’
‘Trek het je niet aan,’ zegt Menno. ‘Je blijft hier maar zo kort.’
‘Daar gaat het toch niet om? Het gaat me om die plastic oceaansoep.’

Na veertien dagen krijgt Giel loopgips. Voor revalidatie woont hij zolang in een voormalig ouderentehuis. Ook daar komt Menno op bezoek.
‘Oefen je nog een beetje?’ vraagt hij.
‘Wat heet? Ik buig, til, strek mijn been, beweeg mij tenen, loop.’
‘Zo deed ik dat ook,’ zegt Menno.

‘In de kantine kunnen we wat drinken,’ zegt Giel, en schuifelt naast zijn vriend erheen.
‘Niet te geloven hoe milieuonvriendelijk ze ook hier in het tehuis zijn,’ zegt Giel nippend van de koffie die zijn vriend snel even heeft gehaald. ‘Boter en jam in kleine plastic kuipjes, om elk plakje kaas een cellofaantje. Je zult zien dat de Noordpool straks gesmolten is.’
‘Ach joh, een stukje plastic meer of minder maakt niet uit,’ zegt Menno. Giel verbijt zich.

Wanneer zijn bezoek na een uurtje weer vertrekt, sukkelt Giel mee naar de buitendeur.
‘Tabé Giel,’ zegt Menno op de drempel. ‘Volgende keer zie ik je bij je thuis.’ Hij klopt Giel op zijn niet-gewonde schouder. ‘Maak je niet druk,’ zegt hij. ‘Vergeet nou dat milieu, dat doe ik ook. Je ziet het aan me: ik loop weer als een kievit.’

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.