Namen onthoudt Roel allerbelabberdst, parate kennis ontglipt hem keer op keer. Beter wordt het er niet op. Laatst had hij Piens schone T-shirts bij de zijne opgeborgen, daarna een slakom bij de chips en gisteren per ongeluk een lege bierfles bij het oud papier. Goeie genade, denkt hij, word ik nu al dement? Ook vanmorgen is het raak.
‘Het is nou al de derde dag op rij,’ zegt Pien. ‘De douchecabine is kletsnat als jij gebadderd hebt. Je zou het droogtrekken, weet je nog?’
‘Sorry.’ Wat moet Roel anders zeggen?
Bij het ontbijt wijst ze hem op zijn sokken.
‘Twee verschillende.’
Dat Pien hem nogmaals uit zijn halfslaap wekt, een mug hem heeft gestoken, dat zijn darmen borrelen en buiten bovendien een brommer knalt, dat wordt Roel net te veel.
‘Hou nou eens op, Pientje,’ bast hij. ‘Je zit de hele tijd te vitten.’ Roel slikt, wat zeg ik nou?
Vanonder sluike oogleden staart zijn lief hem aan. In haar glanzend netvlies passeren vraag- en uitroeptekens de revue, bliksemschichten en een buitje.
‘Misschien dat mijn verkeerde been het eerst ons bed is uitgestapt,’ zegt ze effen. ‘Zou kunnen.’ Ze peinst wat voor zich uit. ‘Maar jij bent zo verstrooid als wat.’
Dat laatste had ze nou niet moeten zeggen, vindt Roel.
Ook Anne noemde het ‘verstrooid’. Niet als teken van aftakeling, eerder van iets wat hij onder de leden had, schiet Roel nu pas te binnen. Als ik zo afwezig was, werd ik meestal ziek. Wat nu? Ik zal toch geen corona hebben? Maar nee, zijn boterham smaakt als vanouds, hij snuift de geur van koffie op. Die komt bij Pien vandaan, die bij het aanrecht staat. Ze plukt een oude koffiepad uit het Senseoapparaat, dumpt het in het vuilnisvat naast haar en diept een nieuwe op uit een zilverkleurig busje. Smaak en reuk zijn nog intact en ik snotter niet, denkt Roel. Met die corona loopt het dus wel los. Wel knort zijn maag, borrelen zijn darmen en heeft hij buikkramp. Ik moet eens beter letten op wat er binnenin gebeurt, dan hoeft een ander niet op vage tekens af te gaan: een slakom bij de chips en glaswerk bij het oud papier. Die arme Pien, als een ware Sherlock Holmes duidt ze mijn signalen.
Koffie?’ vraagt Pien.
‘Doe maar niet, zegt Roel, ik heb iets met mijn darmen.’
‘Is dat alles? Ik was al bang dat je dement werd.’
Alles? Alsof het niets is. Nou ja, Pien dacht het ergste en hij is de rotste niet.
‘Een geluk bij een ongeluk dan maar,’ zegt Roel. ‘Het is misschien het zeefruit van de afgelopen week.’
‘Maar Roel, hè man! Dat was toch over datum? Je zou het weggooien.’
Heeft ze dat gezegd?
‘Vergeten,’ zegt hij met een sullig lachje.
Geestig. Leest lekker.