Ze pakt haar koffer in

Met zijn wang op het kussen ziet Frans de rode acht een negen worden, dan een nul. In zijn douchehok veegt hij een helder ruitje in de wasem op de spiegel. Met lede ogen beziet hij zijn stoppelige kop. De bel gaat. Zijn zus Rita.

‘Eet je wel genoeg?’ vraagt ze. Met flauwe maag haalt Frans zijn schouders op. Hij wurmt een cupje in een apparaat. ‘Heel naar voor je. Ze komt vast terug,’ zegt Rita. En dan? Wat moet hij met een vrouw die zijn geheimen doorvertelt, het bed deelt met een vreemde? ‘Ze hebben mijn ontslag aangevraagd.’ Toen Rita hem gisteren opbelde vertelde ze het al.

‘Geen peulenschil,’ zegt Frans. Zijn zus roept levendige beelden op van haar collega’s en haar chefs. Ongewild dwalen zijn gedachten af. Naar avonden waarop zijn bank hard werd onder zijn billen, zijn televisie onderdeel van het behang. Zijn mobiel zweeg in alle talen, zijn hal echode, zijn bed was leeg. Frans rukt zich uit zijn hersenspinsels los.

‘Ik ben met open ogen in hun val gelopen,’ snikt Rita. Frans vist zijn zakdoek uit zijn broekzak, geeft hem aan haar. Flarden van Rita’s rumoerige kantoor zweven langs de wanden van zijn hersenpan. Er binnenin voert zijn verloren lief de boventoon. Ze spuwt verwijten naar hem, en pakt haar koffer in.

Hij laat zijn zusje uit. ‘Veel sterkte lieve Rita.’