Stroomuitval

Naast haar gewone werk als copywriter coördineert Isis op haar bedrijf ook een verhuizing, naar de binnenstad. Kunstig goochelt ze met tijd voor haar teksten, verhuisplannen, gezin en vrienden. Telkens als ze van het toekomstige bedrijfspand terugkeert naar haar collega copywriters bestoken die haar met vragen als ‘Met wie kom ik op een kamer?’ en ‘Houden we een eigen bureau?’ Dan jongleert ze met hun wensen en slalomt tussen hun belangen en die van de directie door.

De dag na de verhuizing probeert ze op de zaak tussen de dozen en het geratel van collega’s uit alle macht een brochure te schrijven. De deadline komt akelig dichtbij, maar ze heeft nog geen alinea op papier. Terwijl ze hardnekkig doorwerkt lijkt het alsof plotseling de stroom uitvalt. In haar hersenen, want de computer werkt nog wel. In een suizende stilte tuurt Isis naar haar tekst. Het woord ‘dikwijls’ komt haar bekend voor, ‘dik’ zeker, maar met ‘wijls’ wil het niet vlotten, al kijkt ze er nog zo vaak naar. Het dringt zelfs niet tot haar door dat ze daar zit, al zou iedereen die naar haar kijkt dat van haar zeggen. Maar Isis ontgaat het wat ‘ik,’ ‘zit’ en ‘hier’ inhouden. Na een halfuur lome onbeweeglijkheid port iemand Isis’ schouder: ‘Gaat het goed met je?’

Waarop Isis’ stembanden zich tot haar gebruikelijke antwoord plooien: ‘Ja, prima.’