Nog maar net zit Elselien op haar dochters school paaseieren te verven, of twee andere hulpmoeders lopen naar binnen.
‘Komen je vriendinnen nog?’ vraagt er een. Nu niet, wel vanavond op Elseliens feestje. Dat hebben ze alle drie enthousiast toegezegd.
‘Ze werken,’ antwoordt Elselien. Vast niet in zo’n troep als hier, met die kapotte banken en dat gescheurde gordijn, denkt ze, maar daar hoor je haar niet over. Haastig verft ze de eieren, want de juffen hebben ze snel nodig voor de paaslunch. Al klaart ze haar klus netjes op tijd, de leerkracht bedankt maar zuinigjes, wat Elselien steekt. Maar voor de lieve vrede zegt ze niets. Ze laat de hond uit, luncht met haar kinderen en die van haar vriendinnen, troost, sust, en bemiddelt bij hun spel. Dan hijst ze zich in haar krappe feestjurk voor haar verjaarsdiner.
‘Om zeven uur in de buurt chinees,’ hebben ze afgesproken. Naarmate Elselien daar langer alleen zit te midden van de dampen Fu Yong Hai en nasi goreng, snaait ze vaker van de kroepoek, kijkt vaker naar de deur, en trilt haar ooglid hinderlijker. Opgelucht wanneer de eerste om half acht binnen snelt, zegt Elselien maar niets over ‘te laat.’ Pas als Daniëlle als laatste van de drie- ‘sorry, druk, druk!- pas na achten arriveert, snauwt Elselien:
‘Stelletje …,’ maar smoort bijtijds ‘verwende krengen!’ in haar witte wijn.