In haar kamerjas

Tilly’s hart wordt warm als Ben, haar jongste, weer eens koffie komt drinken. ‘Verhuist alles mee?’ vraagt hij in haar halflege huis.

‘Alleen de oude bank niet en het kleed,’ zegt ze. ‘En de auto. Die staat te koop.’ Haar oudsten hebben er geen belangstelling voor.

‘Ik wil dat barrel wel,’ zegt Ben. Hij doet een bod.

‘Zo weinig?’

Zijn mobiel klinkt. ‘Ik moet gaan.’ Zo snel dat ze vergeet hem haar verrassing te vertellen: De naaimachine die hij altijd leende is voor hem.

Tilly’s buurman weet een koper voor haar auto. Tegen een mooie prijs, genoeg voor een nieuw bankstel met bijpassend kleed.

De oudsten helpen haar verhuizen. Van Ben hoort ze niets. Tot ze hem maar weer eens belt. ‘Kom je mijn nieuwe huis bekijken?’

‘Dan haal ik meteen de auto op,’ zegt hij.

‘Die is verkocht,’ zegt ze met bonzend hart.

‘Hè,’ roept hij. ‘Ik had erop gerekend. Door jouw gedoe moet ik mijn oude kar oplappen.’

‘Mijn excuses.’

‘Maak het maar goed met me.’ Hardop becijfert hij haar bijdrage aan zijn garagekosten.

Haar hart klopt in haar keel. Midden in de nacht opent ze haar computer, en stort haar spaarcenten op Bens rekening. Tot het ochtendkrieken ligt ze met weeë maag en toegeknepen strot te woelen, en slaat zich voor de kop. Dan zet ze in haar kamerjas de naaimachine buiten.