Gastvrouw

Wanneer ze allebei hun kinderen naar school hebben gebracht, fietst Isis een stukje met Daniëlle op, en vraagt: ‘Wat doe jij eigenlijk voor werk?’

Haar vraag drukt zwaar op Daniëlles borst. Daniëlles ademhaling stokt, maar ze vermant zich. Om tijd te rekken zegt ze opgewekt: ‘Leuk dat je het vraagt,’ waarna ze naar waarheid antwoordt: ‘Ik ben gastvrouw.’ Zoals ze er tussen de kleren in haar garderobekast een geschikte rok uit pakt, zo trekt ze tussen haar leugentjes om bestwil er eentje uit die Isis zal bevallen: ‘In een opvanghuis voor daklozen en verslaafden.’

Zoals ze kon verwachten roept Isis uit: ‘Wat interessant!’

Als ze gewoonweg ‘In een seksclub’ zou zeggen, haalt iemand zich rare gedachten in het hoofd, heeft Daniëlle al eens ervaren. Dan ben ik niet langer welkom bij haar thuis, en vertrouwt ze me niet meer met haar man, alsof ik hem meteen maar zal verleiden.

‘Wat doe je daar zo al?’

Daniëlles antwoord op de vraag van haar vriendin rolt als vanzelf haar keel uit: ‘Ik help bij de koffie en maaltijden en zo.’ Ze huivert. ‘Wat doe jij ook alweer?’ Naar Isis’ antwoord, dat ongetwijfeld eervol is en in Isis’ eigen ogen van groot maatschappelijk belang, verlangt Daniëlle niet, wel naar een gelegenheid om af te slaan. Dan kan ze in haar eentje verder fietsen en weer vrij adem halen.