‘Ca va?’ hoort ze Luc roepen. Het telefoongesprek duurt lang. Molly gaat in haar nieuwe keuken zitten lezen. Een halfuur later voegt Luc zich stralend bij haar: ‘Geweldig nieuws! De jongens van de roeivereniging komen naar Nederland.’ Zijn maatjes uit Nantes, waar hij een jaar studeerde. Al zijn ze alle drie gepensioneerd, voor Luc zijn ze ‘de jongens’. En zo gedragen ze zich ook. De late avonden, de troep en de luidruchtigheid van twee jaar geleden staan Molly levendig voor de geest.
‘O,’ zegt ze. Luc vangt haar blik.
‘Ze logeren bij ons thuis,’ zegt hij. Een mededeling. ‘Je gunt het me toch wel?’ vraagt Luc. Molly’s gezicht verstart.
‘De flat is veel te krap,’ antwoordt ze. Een fijne flat, dat wel.
‘In het oude huis hadden we alle ruimte,’ zegt hij. Plus achterstallig onderhoud, een verwaarloosde tuin, en twee steile trappen, denkt Molly. ‘Jij moest zo nodig verhuizen,’ zegt hij. Je staat bij mij in het krijt, beluistert ze. Ze telt haar knopen.
Ze maakt haar lijstjes. Berging: kussens, handdoeken. Lenen: logeerbed. De kat zal in de keuken moeten slapen. Luc bedenkt fietstochtjes voor Fransmannen op leeftijd, informeert naar openbaar vervoer. Molly zoekt openingstijden van musea op. Ze lucht de dekbedden en lakens uit de berging. In hun hobbykamer schuift Luc met meubilair. Een dag voordat de gasten zullen arriveren zijn ze klaar.
‘Ziezo,’ zegt Luc handen wrijvend, ‘het feest kan beginnen.’
Nog even doorbijten, denkt Molly. Dan staan we quitte.