Wanneer Arnoud doordeweeks voor het slapengaan nog even leest, vallen zijn ogen na tien minuten dicht. Daarom neemt hij zich voor het hele weekend lekker te gaan lezen. Hij doet zijn boodschappen, sluit de gordijnen, en zit vanaf een uur of elf met zijn roman behaaglijk in zijn stoel. Zijn blik verschuift over de alinea’s, en voor zijn geestesoog verschijnen kinderen van een baron die op een landgoed woont en die zijn huisknecht uit de hoogte toespreekt. Arnouds woonkamer van vier bij vijf met zijn Ikea-meubels is van de aardbodem verdwenen, totdat de grammofoonmuziek die de baron opzet de ringtone blijkt te zijn van Arnouds mobiel. De baron lost op in de drukletters van het boek. Ik neem niet op, denkt Arnoud, maar de ban is al verbroken. Op zijn mobielscherm staat: Ton. De Ton die van elk boek precies weet wat de recensenten ervan vinden, en met hoeveel sterren zij het in de krant hebben gehonoreerd. Dat hoef ik niet te horen, denkt Arnoud. Maar ja, hij heeft zijn vriend al lang niet meer gesproken, dus neemt Arnoud toch maar op. ‘Stoor ik?’ vraagt Ton. ‘Ach,’ zegt Arnoud, ‘ik zit maar wat te lezen.’ Ton vraagt meteen: ‘Welk boek?’ Terwijl Arnoud aarzelt, zal ik de titel noemen, ziet hij hoe de baron tegen de Billy boekenkast geleund hem strak aankijkt en hevig nee schudt.