Twee jaar geleden ging mijn neef met pensioen. Was hij altijd consument geweest van koorzang, voortaan zong hij zelf in een koor, elke dinsdagavond. Vorig jaar al haperde het. Hij neigt er sterk toe ongevraagd zijn meningen, adviezen en creatieve oplossingen te ventileren. In een koor echter bepaalt slechts één kapitein de koers: de dirigent toonde zich not amused. ‘Net een school,’ morde mijn familielid verbolgen. Zijn historie als voortijdig schoolverlater bood weinig hoop op een goede afloop. Vorige dinsdagavond trof ik hem op een verjaardag. ‘Moest jij niet naar je koor?’ vroeg ik. Hij was er afgegaan. De kliekjes, zei hij, deden hem de das om. Als hij na de repetitie met medezangers gezamenlijk een glaasje dronk, dan zaten de leden van het ene groepje met elkaar te praten, naast andere drie-, vier- en vijftallen. Elk van de clubjes wilde neeflief heus bij hun gesprek betrekken, aan welwillendheid ontbrak het niet. Alleen, veel leden zaten al jaren op de zangvereniging. Zodoende kenden ze binnen Frans’ groepje, binnen Lara’s kliekje, Dennis’ ploegje en Roys drietal veel dezelfde mensen en kwamen ze op dezelfde feestjes. Mijn neef echter viel vooralsnog buiten hun wereldjes. Daarom had hij ook bij de borrelpraat maar weinig inbreng. ‘Net een schoolklas.’ Mijn raad om nog even vol te houden was vanzelfsprekend niet besteed aan iemand met zijn schoolverleden.