Slecht nieuws? Welnee. Tom wil hem enkel vragen contactpersoon te zijn voor Torendael. Tijdelijk. De verzorging van zijn moeders huis belt dan naar Roel. Want Tom gaat veertien dagen met vakantie.
Contactpersoon? Goeiegenade, Roel dacht al dat er iets met mama was gebeurd.
‘Alleen maar in geval van nood. Voor als ze ziek wordt,’ zegt Tom.
‘Ze is kerngezond,’ zegt Roel. ‘Alleen haar hoofd werkt niet meer mee.’
Loes, hun zus, zorgt voor moeders kleding en haar linnengoed.
‘Als ze daar iets van willen weten, verwijs je ze naar haar,’ zegt Tom.
‘Oké,’ zegt Roel. ‘Noem mij maar als contactpersoon.’
‘Als er iets ernstigs is, moet je me bellen,’ drukt Tom hem op het hart. ‘En: niet laten behandelen hè. Je kent mama’s verklaring.’
‘Ja goed.’
‘Mama wil het zo. Dat weet je toch hè Roel?’
‘Ja, ja.’ Houd nou maar op. Dat het in vredesnaam niet zover moge komen.
‘Iets ernstigs?’ vraagt Pien.
‘Nou nee,’ zegt Roel en doet verslag. ‘Toch krijg ik het benauwd. Stel dat er iets met haar gebeurt. Zeg ik dan: ho, stop, niet behandelen? Wie krijg ik achteraf over me heen? Tom, Loes, de kinderen? Met: hoor eens Roel, dit was niet de bedoeling.’
‘Hoe ging dat dan bij Anne?’ vraagt Pien.
Die was nu eenmaal ziek,’ zegt Roel. ‘De eerste kuur en de bestraling sloegen aan. Maar toen.’ Het is toch altijd even slikken. ‘Toen was het toch nog uitgezaaid. Toen wilde ze niets meer. Kwaliteit, zei ze. Daar gaat het om. Niet om de kwantiteit.’
Ze zwijgen, houden elkaar vast.
‘Je moeder kiest toch ook voor kwaliteit?’ zegt Pien even later.
‘Maar als ze nu opeens wat anders zegt?’
‘Waarom zou ze?’ Roel is er niet gerust op.
Hij drinkt een slokje water en gaat een beetje op zijn cello zitten strijken. Zijn gedachten vullen zich met losse eindjes van hun dag. De dozen die we uit Piens huis hebben gesjouwd, wanneer pakken we die uit? Morgen maar? Het eten, wat doen we daarmee? Laten we iets brengen? Waar liepen Pien en ik over te praten toen Tom belde? O ja, ons huwelijksfeest. Zodra Roel dat bedenkt, verschijnen nieuwe beren op zijn pad.
Pien mag dan ‘ja’ hebben gezegd tegen het samenwonen, maar hoe zit dat met de afgelopen week? Toen ze een paar keer uitweek naar haar eigen huis. Een keer toen hij zijn cellostukken zat te oefenen. Een andere keer wilde ze met een vriendin wat nummers instuderen voor haar koor. Dat gaat veel beter bij mij thuis, zei ze. Daar staat mijn keyboard nog. Daar kunnen we zo vals zingen als wat of uit de maat of tegen elkaar in, zei Pien. Ze zei ook iets over een eigen kamer, die ze bij hem niet heeft.
Het is nu eenmaal klein bij hem.
Moet ik misschien mijn huis maar aanhouden? vroeg ze. Al klonk het aarzelend.
Wil Pien nou echt wel bij me wonen?