De klamme handen van haar maatjes

Veertien maanden lang heeft Riny het repertoire erin gestampt. Op maandagavonden, tijdens een koorweekend, bij extra repetities in de aula van een school. Tekst, melodie en pasjes. Ze heeft haar broer, zus en vriendinnen voor de uitvoering gevraagd. Aanstaand weekend is het zo ver. De hele week al eet ze weinig, slaapt ze slecht. ’s Nachts piekert ze: Wat zullen ze van onze pasjes vinden, de solo’s, en de kakelbonte kleding? Haar bloeddruk schiet omhoog.

Op de vroege avond van de première stapt Riny de kleedkamer van het theater in. Ze hangt haar jas op. Giebelende vriendinnen in bh oefenen hun pasjes. Voor de laatste keer mummelt ze haar partij met haar small group. Het zweet staat in haar oksels. Een alt loopt in haar onderhemd haar jurk te zoeken. Riny wurmt zich in een bodystocking, trekt haar jasschort aan en knoopt het dicht. Op of boven mijn decolleté?

‘Zo goed?’ vraagt ze een stemgenoot.

‘Prima.’ In een vol, warm kamertje toupeert een maatje Riny‘s haren, een ander smeert foundation op haar wangen, kalkt zwarte strepen om haar ogen. Met de armen om haar schouders wensen koorleden haar succes.

‘Toi, toi, toi.’ Tegen het licht in tuurt Riny naar de zaal – Ziet ze haar publiek? Ze mist de eerste woorden, haar stem trilt. Laten ze het niet merken, bidt ze. Bijna vergeet ze hoe het verder moet. Het koor formeert zich in een reidans. O ja! In een kring laat ze zich rechtsom meevoeren, en middenin het lied naar links. Haar maatjes glimlachen naar de zaal. Met moeite zet ook Riny zich ertoe. Bij ‘Ritme van de Regen’ stampvoet ze net na de anderen, steekt haar paraplu te vroeg op, vergeet haar been omhoog te zwiepen. Help! bonkt haar hart. Haar wangen zijn verhit, haar knieën knikken.

Haar nummer met vier mezzi, mooi op toon en in de maat, overstemt gekuch uit het publiek. Riny recht haar schouders, haar voeten vegen aarzelingen weg, haar stem wint van haar twijfel. Toeschouwers verdwijnen achter het zaallicht. Ze heeft alleen nog oog voor zang en begeleiding, dirigent en regisseur.

Tijdens een intermezzo van de pianist trippelt Riny snel met de anderen naar achteren. Ze pakt haar jas en slippers, helpt iemand om haar nauwe laarzen uit te trekken. Een vriendin frunnikt Riny’s kraag recht. Ze zetten hun hoeden op. Eenmaal terug op het toneel zwaaien alle linker voeten over rechts, en rechter voeten over links. Armen haken in de hare, en maken zich weer los. Een massa stemmen zingt vol overgave a capella. Tussen tientallen geheven armen heft zij de hare, haar vingers fladderen tussen de andere in. Eenstemmig met haar koorvriendinnen deint ze naar voren en terug. Dan, opeens, schel gekletter in haar oren: Daverend applaus. ’s Avonds in bed ligt ze nog steeds te buigen, de klamme handen van haar maatjes in de hare.